Rampvlucht 17 mei 1943 (zwarte maandag)
Op 17 mei 1943, zo rond het middaguur, zullen vele Bodegravers, opgeschrikt door het lawaai, naar de lucht hebben gekeken, toen 8 middelzware Martin B-26 Marauder bommenwerpers van de geallieerde strijdkrachten, erg laag overvlogen over hun dorp. Luttele minuten later raakten twee van die bommenwerpers elkaar en stortten neer in de Noordzijdsche polder, de polder waar u op uitkijkt, ten noordoosten van de begraafplaats Vredehof (en ook van de plaquette).


Voorafgaand aan de rampvlucht op 17 mei 1943
Elke bommenwerper behoorde tot een Bomb Group. En elke Bomb Group bestond meestal uit 4 Bomb Squadrons. De 322 Amerikaanse BG (Bomb Group) met uitsluitend B-26 Marauders vliegtuigen, kwam in maart 1943 aan in Engeland en werd verdeeld over verschillen vliegvelden ten noordoosten van Londen. Het motto van deze Bomb Group luidde ‘Recte Faciendo Neminem Tiemo’ oftewel ‘Ik vrees niemand in het doen van het juiste’.
De 8 bommenwerpers van de rampvlucht op 17 mei 1943 maakten deel uit van het 452 BS (Bomb Squadron). Dit Squadron was gestationeerd op het vliegveld in Bury St. Edmunds (UK), en was speciaal aangelegd voor de B-26 Marauder bommenwerpers. Tijdens de tweede Wereldoorlog hadden de geallieerden ruim 700 van deze vliegvelden in gebruik. Vandaag de dag is er nog veel te zien van die vliegvelden!


Op 14 mei 1943 werd door het 452 BS (Bomb Squadron) voor het eerst op laag niveau een aanvalsmissie uitgevoerd: de eerste missie met B-26 Marauders vanuit Groot-Brittanië, met als doel het uitschakelen van het provinciaal elektriciteitsbedrijf in Noord-Holland (P.E.N.) in Velsen bij IJmuiden. Dat lukte voor een deel. De bommenwerpers vlogen onder de radar (‘op laag niveau’) ter hoogte van Noordwijk ons land binnen hetgeen de Duitsers verrastte. Op het bijgevoegde kaartje staat het doel aangegeven en de aangegeven vliegroute.
17 mei 1943, de dag van de rampvlucht
Op 17 mei 1943, zo rond 11.00 uur in de morgen, stegen opnieuw 11 van deze bommenwerpers uit Bomb Squadron 452 op, vanaf het vliegveld Bury St. Edmunds, met de bedoeling dat 6 toestellen van het squadron de centrale bij Haarlem zouden gaan aanvallen en dat de overigen nogmaals die van Velsen volledig trachtten uit te schakelen. Op 30 mijl voor de kust van Nederland kreeg één vliegtuig elektrische problemen en moest terugkeren naar Engeland. Omdat dit vliegtuig naar duizend voet omhoog trok, om wat hoogte te winnen voor een eventuele noodzweefvliegtuiglanding, kwam het in aanraking met de Duitse radar en zodoende werd de vijand al gewaarschuwd. Robert Moris Stillman, de leider van de missie, herinnerde zich later dat als hij had geweten (tussen de vliegtuigen onderling was er radiostilte) dat de afbrekende bommenwerper was opgetrokken en zichzelf had blootgesteld aan de radar, hij misschien de beslissing genomen had om de missie af te breken.

De tien overige vliegtuigen vervolgden hun missie. Door een sterke wind vloog de formatie al zuidelijker en omdat vlak voor de kust verschillende kleine schepen voor de formatie verschenen draaide Kolonel Stillman de formatie nog verder naar het zuiden.

Eenmaal voorbij de schepen werd een koerscorrectie uitgevoerd. Men dacht in eerste instantie dat ze 5 tot 8 mijl ten zuiden van Noordwijk aan land zouden gaan maar in werkelijkheid vlogen ze nu ter hoogte van Hoek van Holland ons land binnen, waar ze al snel te maken kregen met het luchtafweergeschut van de Duitsers.
De Duitsers lieten zich dus niet voor een tweede keer verrassen door laag overvliegende geallieerde toestellen. Het betekende al snel een verlies van twee toestellen. Eén stortte neer bij Rozenburg. Drie zwaargewonde bemanningsleden werden door de Duitsers uit het wrak gesleept en gevangen genomen, onder hen de leider van de missie, Robert Moris Stillman. Lt. Garrambone, die het tweede toestel leidde, kon de controle over het toestel niet behouden door het zware afweergeschut, en het stortte neer in de Maas bij Maassluis (hij en drie van zijn bemanningsleden overleefden het).
De acht overgebleven B-26 Marauders hergroepeerden zich en vlogen tussen Delft en Rotterdam met Capt. Converse aan het hoofd.
Bij Bodegraven kwam het toestel van Capt. Converse, terwijl het een uitwijkmanoeuvre uitvoerde, in botsing met het toestel van Lt. Wolfe. De twee bommenwerpers stortten neer in de Noordzijdsche polder in Bodegraven. Weer een ander vliegtuig, dat van Lt. Wurst, raakte zwaar beschadigd door brokstukken van de twee botsende toestellen en hij moest met zijn onbestuurbare B-26 Marauder in een veld van de Meijepolder (vlakbij de watertoren) een buiklanding maken.
Lt. Col. Purinton, nu de nieuwe leider van de overgebleven vijf bommenwerpers, had geen idee waar hij was -waarschijnlijk veroorzaakt door de crash in Bodegraven- besloot om naar huis terug te keren. Zijn navigator, Lt. Jefferis, gaf hem daarvoor de koers aan. Bijna tegelijkertijd meldde Lt. Jefferis dat hij het doel in zicht had. Er werden bommen afgeworpen op wat men dacht dat dat de centrale in Haarlem was, maar het was de zuidergasfabriek in de buitenwijken van Amsterdam. Purintons bommenwerper werd geraakt door het daar volop aanwezige afweergeschut. Maar hij slaagde erin voor de kust een noodlanding te maken in de buurt van een vissersboot, bemand door Duitsers. Eén bemanningslid kwam om bij die crash, de rest werd gered en krijgsgevangen gemaakt. Het afweergeschut van IJmuiden eiste ook de bommenwerper van Lt. Jones op.
Van de vier overgebleven toestellen stortte er één met een brandende motor, neer in zee bij Castricum, en een ander (beschadigd door het afweergeschut) een paar mijl ten westen van IJmuiden in de zee.
De laatste twee overgebleven B-26 Marauders van Lt. Matthews en Capt. Crane wisten te overleven, ondanks het afweergeschut bij IJmuiden en gingen enkele mijlen uit elkaar op weg naar Engeland. Maar, om 12.18 uur werden zij in zee geschoten door Duitse Jagers, die opgestegen waren vanuit Woensdrecht. De enige twee overlevenden van deze twee Marauders waren Sgt. George W Williams en Sgt. Jesse H Lewis. Ze werden op 22 mei 1943 uit hun rubberboot opgepikt door een schip van de Royal Navy.

Al met al kun je dus spreken van een Rampvlucht voor de bommenwerpers van het 452 Bomb Squadron! Voor de 8th Air Force aanleiding om de aanvallen met middelzware bommenwerpers op laag niveau te staken. In de nasleep van deze rampzalige vlucht ging de 322 Bomb Group echter door met trainen, gedurende enkele weken voor operaties op middelhoogte. Op 17 juli 1943 hervatte de Group de gevechtsmissies.
De acht bij Bodegraven op 17 mei 1943 omgekomen geallieerde bemanningsleden:
Aircraft: B-26 serienummer: 41-18080

Captain William Converse (pilot), geboren 28-04-1919 te Stanislaus County, California, USA, herbegraven op 9 februari 1946 op het Netherlands American Cemetry, Margraten, (A-8-29), 24 jaar.
First Lieutenant Arthur Earhart Garni (navigator; bombardier), geboren 05-10-1921 te Syracuse, Onondaga County, New York, USA, herbegraven in de State of New York, 21 jaar.


Second Lieutenant Berton Hugh Ramsey Jr. (co-pilot), geboren 21-04-1919 te Statesboro, Bulloch County, Georgia, USA, herbegraven in Georgia (Eastside Cemetery), 24 jaar.
Sergeant Kenneth Boyd Von Lindern (Radio Operator), geboren 04-03-1918 te Flatwillow, Petroleum County, Montana, USA, herbegraven Sunset Memorial Park, Twin Falls County, Idoha, 25 jaar.

Aircraft: B-26 serienummer: 41-17991 B-26

Second Lieutenant, John Howard Burns (navigator; bombardier), geboren 27-04-1922 te Norfolk, Madison County, Nebraska, USA, herbegraven op 9 februari 1946 op het Netherlands American Cemetry, Margraten, (B-19-11), 21 jaar.
Sergeant John Leonard Nash (tail gunner), geboren 21-11-1921 te Washington County, Vermont, USA, herbegraven op 9 februari 1946 op het Netherlands American Cemetry, Margraten, (B-19-10), 21 jaar.


Richard Oliver Wolfe, geboren 12-08-1921 te Somerset County, New Jersey, USA, herbegraven op 9 februari 1946 op het Netherlands American Cemetry, Margraten, (A-8-21), 21 jaar.
First Lieutenant Jack E. Vandergrift (co-pilot), geboren 28-03-1919 te Centrahoma, Coal County, Oklahoma, USA, herbegraven op 9 februari 1946 op het Netherlands American Cemetery, Margraten, (M-17-14), 24 jaar.

De 4 zwaargewonde gevangen genomen bemanningsleden werden tot 14 juli verpleegd in het Duitsche Veldlazareth in Gouda, daarna gevangen gehouden in Duitsland en Oostenrijk, bevrijd door het derde Amerikaanse leger op 3 mei 1945:
Sergeant Frank LaMonica (Tail runner), POW Stalag,
geboortedatum onbekend, datum overlijden onbekend, begraven onbekend.
Technical Sergeant James D. Thompson (Engineer), POW Stalag
geboortejaar 1920, datum overlijden onbekend, begraven onbekend.
Sergeant Chester J. Walas (Radio Operator), POW Stalag
geboortedatum 22-04-1920, overleden 11 september 2012
begraven Union Cemetery, Moosup.
Sergeant Kleber Lee Jones (Engineer)
geboren 19-05-1920, voet geamputeerd in het Duitsche Veldlazaret in Gouda, pleegde zelfmoord in Duitsland op 14 oktober 1943, begraven op het gemeentelijk kerkhof in Haina (Duitsland), herbegraven North Belton Cementry, Belton, Bell County, Texas USA.
Bemanning van het vliegtuig (Aircraft: B-26 serienummer: 41-17999 B-26) dat een noodlanding maakte in de Meye, vlakbij de watertoren, die in de volksmond Pietje Potlood wordt genoemd. Deze watertoren kunt u zien als u kijkt in noordelijke richting vanaf de plaquette (6 km ten noordoosten van Bodegraven):
Lieutenant David V. Wurst
Second Lieutenant Robert L. Starr
Second Lieutenant A.E. Speer
Cpl. George Heski, verloor een voet bij de noodlanding.
Sergeant Robert J. Dempsey
Sergeant Reginald Foster