
Verzetsman
Onderwijzer Da Costaschool
Samensteller/verspreider
illegale krant De Kroniek
Lees verder
Verhalen uit het archief, door Cock Karssen Bron: kranten en fotoarchief firma Karssen De illegale krant ’De Kroniek’ De nieuwsvoorziening via de bestaande kranten en de radio werden tijdens de Tweede Wereldoorlog al snel gemuilkorfd. Landelijk ontstonden er illegale kranten als Trouw, Vrij Nederland, De Waarheid en Het Parool. Al in 1940 begonnen Bodegravers deze krantjes in blanco enveloppen bij bekenden in de bus te stoppen. In 1942 werd de Trouw via de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers LO op grote schaal in het dorp bezorgd. Omdat het luisteren naar de Engelse zender steeds gevaarlijker werd, als je sowieso nog een radio had, en de behoefte aan nieuws van de oorlogsfronten groot was, besloten de mensen die de illegale kranten verspreidden, om zelf een krantje te gaan stencilen. In het begin kwam de tekst uit Leiden, waarna de Bodegravers het stencilden. Toen na Dolle Dinsdag de verbindingen steeds slechter werden, ging redacteur Cor Karssen van de verboden krant ‘Het Bodegraafs Nieuws en Advertentieblad’ steeds meer zelf schrijven. Het werd de illegale ‘Kroniek’. Het stencilen gebeurde eerst bij onderwijzer Jan Oppe aan huis. Daarna op een pakhuiszoldertje van I. Hogendoorn en later weer in het magazijntje van drogist Maarten Scheer in de Kerkstraat. Het ging vrij lang goed. De Kroniek verscheen twee maal per week en honderden exemplaren werden er wekelijks clandestien verspreid. Maar op 27 november 1944 vonden de Duitsers bij een huiszoeking een exemplaar. Ze gingen op zoek naar de bron. Maarten Scheer vertelde hoe het ging: “De soldaten kwamen eerst bij mijn vrienden Cees van der Boon en Ben de Joode aan huis. Zij hielden zich bezig met de verspreiding. Dat werd aan mij doorgegeven en ik besloot om al mijn belastende papieren te verbranden. Terwijl de kachel nog roodgloeiend was door deze verbranding, vielen de Duitsers bij ons binnen. Mijn moeder en broer Cor namen ze mee naar Gouda voor verhoor. Mijn moeder heeft zes weken vast gezeten. Cor werd eerder vrijgelaten, omdat zijn vrouw en bekende was van één van de mensen van de Sicherheitsdienst. Ikzelf wist tijdens de overval via een klein keukenraam te ontsnappen. Ik was die dag nota bene jarig!” Scheer moest onderduiken en raakte huis en winkel kwijt. Maar de invallers hadden niets gevonden. De schrijfmachine zat in een geheime kast, en de stencilmachine en de papiervoorraad kwamen ze ook niet tegen. Eén van de medewerkers aan de illegale krant, Meint Heidema, besloot tot een waagstuk: nauwelijks hadden de Duitsers het pand van Scheer verlaten of hij kroop naar binnen en wist de stencils met de voorbedrukte kop uit het magazijn te halen. Maarten Scheer dook onder in Nieuwerbrug waar hij bijna weer door twee mannen van de Sicherheitsdienst werd betrapt. Uiteindelijk kwam hij terecht bij Floor van de Berg in hetzelfde dorp. Na de bevrijding schrijft Cor Karssen over deze periode: “Weer in Bodegraven verder gaan met ‘De Kroniek’ was onmogelijk. Daarom zijn wij toen samen met onze vrienden Van Ommeren en Van der Linden uit Nieuwerbrug daar verder gegaan. Op de stalzolder van Van der Linden gingen wij weer aan de gang. Maarten typte en stencilde met een nieuwe stencilmachine die Van de Wijngaard ons leverde. Zelf nam ik het nieuws op met een radio die verborgen was op het platte dak. Die luisterde ik ’s avonds af, waarna bij kaarslicht het nieuws werd uitgetikt. Het eerste nummer verscheen weer op Oudejaarsdag 1944, in een oplage van 60 exemplaren. Eddy van Leeuwen verzorgde de bezorging en Kees van Leeuwen en Tiny van der Poll het gevaarlijke transport. Wij konden ze eerst bijna niet meer kwijt, zo diep zat de schrik erin. Maar al snel won de behoefte aan nieuws het van de angst bij de lezers. Tenslotte verschenen wij zes maal in de week met een oplage van 1000 exemplaren, alleen al voor Bodegraven. Ook in de omringende plaatsen werd het stencil verspreid. Wij hadden inmiddels een moderner stencilapparaat gekregen van H.J. van der Poll, maar door de grote omvang begon het ook steeds gevaarlijker te worden. Menige Nieuwerbrugger wist hoe de vork In de steel zat, en menige ontvanger begreep wie de schrijver van het krantje was. Maar gelukkig is er in Nieuwerbrug nooit een overval geweest. Al moest de zolder wel een keer haastig ontruimd worden toen de Moffen de boerderij kwamen inspecteren. Ook liepen wij éénmaal met tassen vol ’Kronieken’ in de armen van op het erf gebivakkeerde Duitsers. Maar het is steeds weer goed gegaan. Alleen ben ikzelf, door verraad, kort voor de bevrijding nog opgepakt, en gelukkig door vrienden van het verzet weer bevrijd. Maar ook toen ging de ‘Kroniek’ ploeg door. Oppe zorgde toen voor de nieuwsvoorziening, en zo hebben wij tot aan de bevrijding het nieuws van de oorlogsontwikkeling kunnen verspreiden. Zo hielden we bij ieder de moed erin. Ook dankzij de dappere hoofdverspreiders, zoals Bakker Verlaat, Flip Jongeneel en Nel Bruinen. En de hoofdverspreiders in de verre omtrek, en de velen die het waagden om een paar krantjes te bezorgen. Ook was de steun onontbeerlijk van hen die het papier, de inkt en het noodzakelijke geld verstrekten. Wij hebben het samen gedaan om elkaar moed te geven in een heel donkere periode.” |