
H.Vis, B.S.Suringa, J.H.van Loo
J.G.Breekveld, A.Vervoorn, R.M.Loma, J.van Rijn
Tijdens de oorlog waren er geen foute ambtenaren op het gemeentehuis. Velen werkten mee om mensen aan valse persoonsbewijzen te helpen. J.G. Breekveld en J.H.J. van Loo waren van groot belang voor de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers.
Het gemeentehuis was een bron van verzetsactiviteiten. Zo was het een verzamelplaats voor ingeleverde radio’s, die werden gebruikt om nieuws uit Londen verder te verspreiden.
Lees verder
Verhalen uit het archief, door Cock Karssen Bron: kranten en fotoarchief firma Karssen Ambtenarenverzet Tijdens de oorlog was er in Bodegraven het geheim een belangrijke organisatie aan het werk; de hulp aan onderduikers. Mensen die moesten onderduiken hadden niet alleen een geheime schuilplaats nodig, maar ook een vals persoonsbewijs en zegeltjes en bonnen om voedsel te krijgen. Werd men bijvoorbeeld opgeroepen om in Duitsland te gaan werken, dan werd direct de stamkaart en de distributiekaart ingehouden. En verzetsmensen die om een andere reden moesten onderduiken, hadden een nieuwe identiteit nodig. De Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers (LO) telde in Bodegraven vijf mensen, waaronder twee ambtenaren van het gemeentehuis, de heren Breekveld en Van Loo. Samen met de heer Bakker van de distributiedienst hebben zij honderden mensen aan valse persoonsbewijzen, Ausweise, stamkaarten en distributiebonnen geholpen. Hoewel het bevolkingsregister voor de secretarieambtenaar een bijna heilig begrip was, veranderde dat voor de Bodegraafse ambtenaren toen er mensenlevens op het spel stonden. Toen was geen stukje papier meer heilig, werd er zoveel mogelijk verduisterd en veranderd waar mogelijk. Het was vooral de heer Van Loo, die zo enorm veel dorpelingen aan een vals persoonsbewijs heeft geholpen, op naam van in het persoonsregister voorkomende namen. Met hulp van een ambtenaar van het Centrale Bevolkingsregister wist hij steeds weer blanco papieren te krijgen. Die werden dan op naam gezet van een kind dat in het register voorkwam, waarna een volwassene dan onder die naam verder ging. Het bleef lang goed gaan, omdat de ambtenaren op het gemeentehuis allemaal meewerkten en er geen verraders waren. Maar in Den Haag begonnen de Duitsers de situatie verdacht te vinden. Er werd een heel leger onderzoekers naar Bodegraven gestuurd om de secretarie te onderzoeken. Dankzij de perfecte wijze waarop ’het geknoei’ was opgezet en dankzij grote zelfbeheersing, lukte het de ambtenaren om de Duitsers om de tuin te leiden. Van Loo bleef uiterlijk rustig en wist op één of andere manier te verklaren waarom er zoveel blanco persoonsbewijzen aanwezig waren. Men zag in ieder geval af van de geplande arrestatie, en zou eerst nog rapport uitbrengen. Op aandringen van zijn medewerkers wachtte Van Loo dit niet af, maar besloot direct onder te duiken. Dit was precies op tijd, want inmiddels hadden de Duitsers besloten om hem toch te arresteren. Een aantal Landwachters rook namelijk ook lont, omdat een gepakte onderduiker zijn mond voorbij had gepraat. Dit betekende echter niet dat het werk nu stil lag. Het werd overgenomen door de heer Breekveld, die weliswaar geen secretarieambtenaar was, maar daardoor ook minder verdacht was. Ook mevrouw Van Benten, die chef van de secretarie was, vervulde een belangrijke functie in dit verzet. Zij kwam regelmatig in contact met de Duitsers. Vooral na de moord op burgemeester Vonk en het ziek worden van de gemeentesecretaris, stond zij er bijna alleen voor. Er vonden regelmatig huiszoekingen plaats bij haar, bij Breekveld en bij een andere ambtenaar, de heer Ramp. Deze moest ook onderduiken. Via de op het gemeentehuis ingeleverde radio’s luisterde hij regelmatig naar het nieuws uit Londen, en verspreidde dat weer via stencils. Het was de bezetter duidelijk dat er iets niet klopte op het Bodegraafse gemeentehuis, maar men kon niemand betrappen. Misschien wel daarom hebben zij hun woede gekoeld door burgemeester Vonk te vermoorden. Na deze moord kreeg mevrouw Van Benten een NSB-burgemeester naast zich, en stond zij als ‘goede vaderlander’ bijna alleen op het gemeentehuis. Haar grote triomf kwam echter na de bevrijding toen zij deze burgemeester toe beet: ’Uw rijk is uit!’ |